Het nieuwe werkgeven
U bent waarschijnlijk bekend met ‘het nieuwe werken’ aangezien dat al een tijdje geen
nieuw fenomeen meer is. Anders ligt dat met de term vernieuwend werkgeven. De
Algemene Werkgeversvereniging Nederland (AWVN) wil vooruitgang boeken op de
arbeidsmarkt door middel van vernieuwend werkgeven en geeft daar tien ideeën bij. We
lazen de AWVN-brochure ‘Wegwerkzaamheden.
Tien ideeën voor de wereld van werk’.
Een aantal ideeën hebben een enorme impact op inkomensverzekeringen.
Koolmees is momenteel bezig met de uitwerking van de plannen van het
Regeerakkoord. Hij zal ongetwijfeld kennis hebben genomen van de inhoud van het
AWVN-pamflet. We hebben de indruk dat de voorstellen van de minister minder
ingrijpend zullen zijn. Wilt u weten hoe ingrijpend de plannen zijn?
Denktank
De AWVN heeft ervaren mensen uit de wetenschap (UvA), vakbonden (CNV), politiek
(PvdA) en bedrijven (Shell, ProRail, VNO-NCW) gevraagd om met hen een denktank te
vormen. Begin 2018 is deze denktank onder leiding van Alexander Rinnooy Kan van
start gegaan met het bespreken van nieuwe ideeën voor de wereld van werk. Rinnooy
Kan, senator van D66-huize, heeft zelf de nodige ervaring met de arbeidsmarkt dankzij
functies bij onder andere VNO-NCW, de SER en DNB. De Denktank sprak met elkaar en
met rond de 60 deskundigen van bijvoorbeeld TNO, SZ&W, UWV, VNG en grote
werkgevers.
De Denktank publiceerde september 2018 haar gedachten, gebundeld in het plan
‘Wegwerkzaamheden Tien ideeën voor de wereld van werk.
Het AWVN-plan is
onderverdeeld in voorstellen op het gebied van de thema’s: meedoen, presteren en
organiseren. De vereniging heeft SEO Economisch Onderzoek gevraagd om een aantal
van de voorstellen te beschouwen op kosten en effectiviteit. De algemeen directeur van
SEO maakte zelf overigens ook deel uit van de denktank. We bekijken de voorstellen
van AWVN en, indien zinvol, het oordeel van SEO op de plannen en denken uiteraard
zelf ook mee over de impact ervan op ons vakgebied.
Aanleiding voor Wegwerkzaamheden
De AWVN stelt dat de arbeidsmarkt sterk is veranderd door globalisering, digitalisering
en een veranderende samenleving. De vereniging benoemt een aantal negatieve
gevolgen van deze veranderingen. Zo is er een verschil in ‘gezonde levensverwachting’
ontstaan van welgeteld negentien jaar tussen de minst- en meest opgeleide
Nederlanders. De economie trekt aan, maar het aantal mensen dat langdurig in armoede
leeft neemt toe. In het onderwijs en op de arbeidsmarkt is sprake van ongelijke kansen.
Het vertrouwen in instituties neemt af; er is sinds 2008 langzaam sprake van een
dalende trend in het vertrouwen in ondernemingen en vakbonden. Het vertrouwen in de
regering en Tweede Kamer ligt al jaren een stuk lager. Zowel in het sociaal overleg als
op en rond het Binnenhof
blijkt het de afgelopen jaren moeilijk vooruitkijken, ook al is de noodzaak van een aantal
doorbraken nog zo groot. AWVN wil werken aan Nederland als meest inclusieve en
competitieve kennisland van Europa en gelooft dat een agenda voor de wereld van werk
daaraan kan bijdragen. Zoals eerder aangehaald, bestaat haar agenda uit de drie
onderdelen: meedoen, presteren en organiseren. In deze volgorde zullen we de plannen
in dit artikel behandelen.
1. Meedoen
Het doel van de gebundelde plannen is om zoveel mogelijk mensen in de samenleving te
laten meedoen, met de juiste balans tussen de verschillende vormen waarin dat mogelijk
is. De vereniging stelt dat er momenteel vier belangrijke blokkades bestaan op de weg
naar meedoen. Allereerst vormt de complexiteit van de veertien(!) sociale regelingen
voor mensen die een afstand hebben tot de arbeidsmarkt, voor een blokkade. Een
tweede blokkade ontstaat doordat werk wordt opgedeeld in functies en beroepen, die
zich weer concentreren in bepaalde branches en sectoren. Hierdoor is het vaak lastig om
mens en werk te matchen. Als derde blokkade noemt AWVN het te snel afbouwen van
(de toegang tot) de Sociale werkplaatsen. De laatste blokkade voor meedoen bestaat uit
onze hyperfocus op betaald werk, terwijl in de praktijk ook veel andere vormen van
meedoen aan de samenleving voorkomen. De blokkades zijn er mede oorzaak van dat
de helft van de 1,1 miljoen uitkeringsgerechtigden in Nederland niet werkt. Als we daar
de gemiste arbeidsuren vanwege parttime werk bij optellen komen we volgens AWVN op
1,3 miljoen mensen die langs de kant staan. Zeker gezien de krapte op de arbeidsmarkt
met meer dan een miljoen openstaande vacatures een constatering die zou moeten
aanzetten tot actie.
Voorstellen voor meedoen
Het eerste voorstel in de rapportage is om één regime te introduceren voor de
begeleiding naar werk; één platform voor alle werkzoekenden en werkgevers, één
systeem waarin werkzoekenden geregistreerd staan en één regeling om tot het
minimumloon te komen.
AWVN wil niet morrelen aan de uitkeringsstructuren, maar wil dat uitkering en reintegratie
ontkoppeld worden. Momenteel is de re-integratie en de inzet van re-integratieinstrumenten
sterk afhankelijk van het uitkeringsregime van de werknemer. Hier wil de
vereniging vanaf: niet het soort uitkering, maar de afstand tot de arbeidsmarkt wordt
bepalend voor de re-integratie-route. Die afstand tot de arbeidsmarkt zou door een
onafhankelijke instantie bepaald moeten worden aan de hand van data-analyse, waarna
de inzet van re-integratie-instrumenten maatwerk is.
Uitkeringsgerechtigden met arbeidsvermogen en andere werkzoekenden kunnen terecht
bij één loket, door AWVN ‘jobshop’ genoemd. De jobshop is een online platform,
aangevuld met een aantal regionale vestigingen waar werkgevers met vacatures en
werkzoekenden elkaar treffen. De re-integratie kan vervolgens worden begeleid door
specialisten die ook toegang krijgen tot de jobshop.
Voor werknemers die door een beperking niet in staat zijn het minimumloon te
verdienen, moet er één instrument komen om te zorgen dat degene die aan het werk
gaat wel het minimumloon verdient. De uitkering vult het loon aan tot het
minimumniveau. Tegelijkertijd geldt dat werken altijd moet lonen. Wie meer werkt, moet
ook méér beloond worden.
Het tweede AWVM-voorstel is om meer vormen van meedoen toe te staan voor wie werk
tijdelijk onbereikbaar is, zoals vrijwilligerswerk, mantelzorg, een stage of een opleiding.
De bestaande ontheffing van de arbeidsverplichting wordt daarmee ruimer, maar blijft
voorbehouden aan degenen die écht niet aan het werk kunnen. De uitkeringsgerechtigde
die zinvol meedoet aan de samenleving, komt in aanmerking voor een toeslag op zijn
inkomen. Het uitgangspunt moet wat AWVN betreft wel zijn dat betaald werk meer
lonend is. Voor wie werk structureel onbereikbaar is, of voor wie werken zonder
begeleiding tijdelijk irreëel is, moet een beschutte voorziening beschikbaar zijn.
Het derde en laatste meedoen-voorstel is de introductie van een competentiepaspoort.
Dit paspoort is een soort online c.v. waarop competenties en talenten worden
bijgehouden vanaf het afronden van de lagere school. Deze competenties verschijnen op
het paspoort na te zijn bevestigd door leidinggevenden, collega’s en/of docenten. Er
ontstaat met dit paspoort een beter beeld dan een opsomming van diploma’s en de
vereniging verwacht dat mens en werk daardoor beter samengebracht kunnen worden.
Beoordeling van de plannen
SEO heeft over het eerste voorstel van AWVN, de introductie van een uniform regime
om mensen met een uitkering naar werk te begeleiden een licht positief oordeel. De
onderzoekers stellen dat door de loskoppeling van uitkeren en re-integratie er eerst
baanverlies zal optreden bij (UWV-)werknemers die zich nu richten op re-integratie en
werkgeversdienstverlening. Een deel van die werknemers zal bij private uitvoerders aan
de slag kunnen. Waar UWV rekening mee moet houden is dat door het verdwijnen van
werknemers en afdelingen er vastgoed afgestoten zal moeten worden. Na die eerste
aanloopkosten wordt het beter: SEO verwacht dat door het gebruik van data-analyse en
privatisering van de dienstverlening er sprake zal zijn van snellere re-integratie. Wat nu
het financiële resultaat zal zijn blijft vooralsnog ongewis. SEO presenteert een voorbeeld
op besparing van WW-uitgaven met de voorstelling dat de uitgaven met één procent
dalen als gevolg van de maatregelen. In dat geval zou de besparing over 2017 48
miljoen euro bedragen. Een daling van één procent aan
arbeidsongeschiktheidsuitkeringen bespaart 126 miljoen euro en een daling van één
procent aan uitkeringen die vallen onder de Participatiewet levert 59 miljoen op. Waarom
de onderzoekers de besparing op een procent schatten wordt niet duidelijk.
Ook het competentiepaspoort is door SEO op waarde gedacht. De onderzoekers
verwachten dat het lastig en daarmee kostbaar zal zijn om een format te ontwikkelen
waarin vaardigheden en competenties op een dergelijke wijze worden weergegeven dat
matching van mens en werk daadwerkelijk makkelijker en beter wordt. Wel verwacht
SEO dat als het competentiepaspoort breed gebruikt gaat worden, dat er een positief
effect op de werkgelegenheid zal zijn. Dat denken de onderzoekers omdat het paspoort
zorgt voor betere matching van vraag en aanbod en zo leidt tot een snellere uitstroom
naar werk van werklozen en meer baanwisselingen van werkenden.
Gevolgen voor inkomensverzekeringen
Door het gebruik van data-analyse moet de re-integratie van uitkeringsgerechtigden
worden bevorderd. Normaal gesproken vallen zieke werknemers dan niet onder de
doelgroep en wordt de verzuimverzekering niet geraakt door de plannen. Dat ligt anders
voor de WIA-verzekeringen. Zo lang er een hybride markt is, zal een WGAeigenrisicodrager
zelf verantwoordelijk zijn voor de re-integratie van
uitkeringsgerechtigde werknemers (de eerste 10 jaren).
Een belangrijk voordeel van
eigenrisicodragerschap is de extra impuls die een WGA eigenrisicodragersverzekeraar
kan geven aan re-integratie.
Nu ook private partijen zich gaan richten op re-integratie
van WGA-gerechtigde werknemers van publiek verzekerde bedrijven, wordt dit voordeel
verkleind. Wanneer de data-analyses alleen beschikbaar zijn voor werknemers die via
UWV worden begeleid, dan kan dit uitgaande van de SEO-verwachtingen een extra
verlaging van de schadelast en daarmee de WGA-premies betekenen ten opzichte van
de private WGA-markt.
Het hierboven aangehaalde onderscheid is ook van belang voor de WIAaanvullingsverzekeringen
en de WGA-hiaatverzekeringen in het bijzonder. Voor
collectieve aanvullingsverzekeringen die zijn afgesloten bij publiek verzekerde bedrijven
is de privatisering van re-integratie gecombineerd met de data-analyses van UWV prima
nieuws. Is de verzekering afgesloten voor de werknemers van een eigenrisicodrager dan
is het nog afwachten. Het zou wellicht kunnen betekenen dat pakketkorting minder
vanzelfsprekend wordt. Voor werkloosheidsverzekeringen, zoals woonlastenproducten,
is de bevordering van re-integratie uiteraard prima nieuws.
Kanttekening bij het mogelijke succesverhaal van de knip in uitkeren en re-integreren bij
UWV is dat de AWVN uitgaat van regionale aanbestedingen van re-integratie door
gemeenten en UWV. De overheid moet de meest geschikte aanbieders selecteren en
dat zou, afhankelijk van de staat van de overheidsfinanciën, best wel eens de
goedkoopste kunnen zijn.
Een tweede kanttekening is dat een ander voorstel van AWVN is dat er een privaat
uitgevoerde arbeidsongeschiktheidsverzekering komt voor alle werkenden (zie de
paragraaf ‘Organiseren’). Dit zou betekenen dat iedere werkgever verzekerd
eigenrisicodrager wordt, terwijl de re-integratie-route voor een groot deel door een
onafhankelijke instantie wordt bepaald. We kunnen ons voorstellen dat
inkomensverzekeraars betere alternatieven zien.
De werkgeversvereniging wil ook dat werknemers die vrijwilligerswerk et cetera
verrichten, tijdelijke ontheffing kunnen krijgen van de sollicitatieplicht.
Bovendien krijgen
deze werknemers een toeslag op hun uitkering. Voor wat betreft de tijdelijke ontheffingen
is het wenselijk dat de uitzonderingen zo strak mogelijk omschreven worden om
verschillen tussen arbeidsongeschikte werknemers van privaat- en die van publiek
verzekerde werkgevers te voorkomen. De toeslag zal de nog wel bestaande reintegratieprikkel
kleiner maken. Nagedacht moet worden hoe wordt omgegaan met de
situatie dat een werknemer een WGA-vervolguitkering ontvangt. Vormt de toeslag dan
een looncomponent die meegenomen kan worden in de beoordeling van benutting van
de restverdiencapaciteit?
Het plan van het competentiepaspoort raakt de markt van inkomensverzekeringen niet
direct. Een goed bijgehouden competentiepaspoort kan uiteraard wel behulpzaam zijn
als een werknemer arbeidsongeschikt raakt en er naar passend werk gezocht moet
worden. De werkgever kan met het competentiepaspoort in de hand en de bevindingen
van de bedrijfsarts gericht zoeken en beoordelen of in zijn eigen onderneming,
bijvoorbeeld door herschikking van taken (de collega’s hebben immers ook een
competentiepaspoort), passend werk beschikbaar maken.
2. Presteren
AWVN vindt dat Nederland zich van andere landen met name onderscheid door de
kwaliteit van haar beroepsbevolking. Wat de vereniging betreft is het daarom zaak om
ernaar te blijven streven het meest competitieve kennisland van Europa te zijn. Dat zal
moeten gebeuren op het terrein van scholing en blijvende ontwikkeling van werkenden.
Helaas ziet de vereniging op dat vlak ook een aantal blokkades.
Een belangrijke blokkade van de huidige inzet van scholing is dat groepen die het minste
baat hebben bij scholing, het meest gebruik maken van bestaande voorzieningen, terwijl
de werkenden die er het meest behoefte aan hebben, het minst profiteren. Werknemers
met een laag inkomen, zeker met flexibele arbeidsrelaties, hebben baat bij opleiding. Het
verhoogt niet alleen de arbeidsprestatie en daarmee het inkomen, het geeft ook meer
kans om werkloosheid te voorkomen. De tweede blokkade ontstaat door de inzet van
scholingsmiddelen die momenteel vooral worden ingezet voor de korte termijn; op het
verhogen van de productiviteit in de eigen functie. De derde blokkade zit tussen de oren
van een grote groep werkenden. Zij ervaren een drempel om zichzelf te scholen dankzij
negatieve leerervaringen in het verleden.
AWVN wil prikkels introduceren die zowel werkenden als werkgevers aanzetten tot
ontwikkeling, waardoor de kwaliteit van de beroepsbevolking op peil blijft en Nederland
de positie als voorlopende kenniseconomie behoudt.
Voorstellen voor presteren
De werkgeversvereniging wil dat iedere Nederlander aan het begin van zijn
schoolcarrière een vast aantal scholingsvouchers ontvangt.
Deze vouchers worden
digitaal verstrekt op het platform ‘jouwkansen.nl’. Op het platform vindt de gebruiker ook
een overzicht van ontwikkelingsmogelijkheden waarvoor de vouchers ingezet kunnen
worden. De systematiek zorgt ervoor dat lager opgeleiden meer kansen behouden tot
doorontwikkeling: ‘Mbo-studenten hebben na het behalen van het diploma meer
vouchers over; een wo-opleiding is nu eenmaal een grotere investering dan een mboopleiding’.
Het voucherreservoir kan worden aangevuld door afspraken in (collectieve)
arbeidsovereenkomsten.
Ook mensen in een uitkering kunnen de vouchers gebruiken om de kansen op nieuw
werk te vergroten. Jobshops kunnen ondersteuning bieden bij het maken van de juiste
keuzes. De AWVN stelt voor om de vouchersystematiek door middel van een
omslagstelsel te financieren.
Naast de vouchers moet er een doorstartbaan komen: een tijdelijke functie met een
duidelijke leercomponent, gericht op het doorstromen naar een andere functie op de
arbeidsmarkt. AWVN denkt daarbij aan een verdeling van 4/5e werk in combinatie met
1/5e gericht op ontwikkeling, gedurende een periode van bijvoorbeeld drie jaar. In die
periode leiden werkgevers mensen op tot een ander vak of een ander pakket aan
competenties. Daarna hebben de deelnemers perspectief op nieuw werk, onder andere
dankzij intersectorale of regionale afspraken hierover.
De werkgeversvereniging stelt vervolgens voor om het belastingstelsel zo aan te passen
dat werkgevers meer fiscale voordelen hebben als zij investeren in scholing en
ontwikkeling van mensen.
Het laatste prestatie bevorderende idee van AWN betreft de WerknaarwerkWet. Deze
wet moet de huidige Werkloosheidswet flexibeler maken. Bij dreigende werkloosheid zou
de nieuwe wet ervoor moeten zorgen dat er eerder financiële middelen vrijgemaakt
kunnen worden om die werkloosheid te voorkomen. Dat zou bijvoorbeeld kunnen door er
een doorstartbaan-traject mee te bekostigen.
Beoordeling van de plannen
SEO heeft alleen het plan van de WerknaarwerkWet beoordeeld. In beginsel zien de
onderzoekers geen grote kostenpost in dit plan. Wel wordt daarbij een belangrijke
kanttekening geplaatst. In de uitvoering is het van belang dat sprake is van een gedegen
toetsing of iemand die hiervan gebruik wil maken inderdaad met ontslag bedreigd wordt.
Er moet voorkomen worden dat onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van deze vanuit de
WW beschikbare gelden. Dat betekent dat een onafhankelijke partij (UWV) moet
vaststellen of een werknemer inderdaad met ontslag bedreigd wordt. Daarnaast bestaat
een risico dat werkgevers de WerknaarwerkWet gebruiken om geen transitievergoeding
te hoeven betalen. Hun met ontslag bedreigde werknemers raken immers niet werkloos,
maar gaan dankzij financiering vanuit de WW een nieuwe dienstbetrekking aan. In dat
geval betalen dus alle werkgevers mee.
Als het geld wordt ingezet waar het voor bedoeld is dan ziet SEO een aantal positieve
aspecten. Allereerst bevordert de nieuwe regeling uitstroom naar werk van WW’ers en
zal een gedeelte van de met ontslag bedreigde werkenden überhaupt niet meer in de
WW instromen. Een andere reden voor het positieve effect op de werkgelegenheid is dat
de band tussen werkgever en werkende blijft bestaan. Hierdoor zijn beide partijen meer
genegen om van werk naar werk te bewegen.
Gevolgen voor inkomensverzekeringen
De meeste plannen voor ‘presteren’ raken de markt van inkomensverzekeringen niet
direct. Voor de scholingsvouchers en Jouwkansen.nl geldt, net als voor het
competentiepaspoort, dat het kan ondersteunen bij de re-integratie van
arbeidsongeschikte en/of werkloze werknemers. Het is niet ondenkbaar dat
inkomensverzekeringen als secundaire dekking ook een bijdrage aan scholingsvouchers
zullen leveren. Anderzijds kan het gebruik van deze vouchers ook in de
polisvoorwaarden terugkomen onder de paragraaf verplichtingen bij
arbeidsongeschiktheid of werkloosheid.
De WerknaarwerkWet raakt in beginsel alleen werknemers die met dreigende
werkloosheid worden geconfronteerd. Het is daarbij de vraag wat de doelgroep exact
gaat worden. Ook werknemers die langdurig ziek zijn worden immers geconfronteerd
met ontslag. Omdat het om WW-gelden gaat zou het bij die laatste groep alleen om 35-
minners moeten gaan. Het is echter pas na de WIA-beoordeling, dus als de re-integratie-
inspanningen normaliter achter de rug zijn, dat bekend is of een werknemer WIAgerechtigd
is, of 35-minner. Overigens moet bij de WW-gelden wel bedacht worden dat
het niet gaat om het naar voren trekken van de WW-uitkering zelf; er is immers nog niet
aan de voorwaarden voldaan, maar om het re-integratiebudget wat voor WWgerechtigden
aangewend kan worden.
3. Organiseren
De arbeidsmarkt is flink gewijzigd door toename van de flexibele schil van flexkrachten
en zelfstandigen zonder personeel. Werknemers worden daarnaast steeds zelfstandiger
in de invulling, planning en uitvoering van hun werk. Ook de komst en groei van de
(online) platformeconomie wijzigt de arbeidsmarkt. AWVN wil de manier waarop werk
georganiseerd is zodanig aanpassen dat het weer past in de situatie van de huidige
arbeidsmarkt. Ook hier zijn er een aantal blokkades waargenomen.
De arbeidsovereenkomst herbergt allereerst zelf een blokkade in zich, omdat deze niet
goed in staat is om mee te bewegen met de wijzigingen in de arbeidsmarkt. De
gezagsverhouding is momenteel waarschijnlijk een van de belangrijkste kenmerken om
een arbeidsovereenkomst aan te nemen, maar gezag is niet meer hét kenmerk dat de
zelfstandige van de werknemer onderscheidt. Het kunstmatig vasthouden aan het
gezagscriterium leidt tot het verzinnen van constructies om te voorkomen dat zzp’ers
onbedoeld als werknemers worden gezien. Er ontstaan discussies met de
Belastingdienst over het al dan niet aanwezig zijn van een arbeidsovereenkomst omdat
de verschillen tussen werknemers en zelfstandigen groot zijn: fiscale behandeling,
sociale zekerheidsrechten en verplichtingen van de werk- of opdrachtgever zijn volstrekt
anders.
Een volgende blokkade is dat de ‘ouderwetse’ cao minder aansluit op de veranderende
arbeidsmarkt. Enerzijds doordat de grenzen tussen branches en sectoren vervagen.
Anderzijds omdat een cao alleen gericht is op werknemers, terwijl de arbeidsmarkt meer
divers wordt.
De laatste blokkade betreft de afnemende ledenaantallen van vakbonden en
werkgeversorganisaties. De organisaties worden daarmee minder representatief voor de
doelgroep waarvoor men afspraken moet maken
Plannen voor organiseren
AWVN oppert om naast de arbeidsovereenkomst de ondernemersovereenkomst te
introduceren in het Burgerlijk Wetboek. De ondernemersovereenkomst bevat informatie
over de opdracht die een zelfstandige uitvoert en geeft de aard van de
arbeidsverhouding weer. Met de ondernemersovereenkomst kiezen beide partijen
bewust voor het opdrachtnemer- en opdrachtgeverschap zonder arbeidsrechtelijke
verplichtingen die horen bij het werkgever- en werknemerschap. Een onderdeel uit het
regeerakkoord komt in dit plan terug; werkenden die werken tegen een laag tarief (125
procent van het wettelijk minimumloon, al dan niet in combinatie met het uitvoeren van
werkzaamheden voor een bepaalde duur of reguliere bedrijfsactiviteiten) kunnen geen
ondernemersovereenkomst afsluiten. Als er werk wordt verricht, is de
arbeidsovereenkomst in beginsel
het uitgangspunt. Dat is alleen anders, als de werkende staat geregistreerd als
ondernemer en met de opdrachtgever de ondernemersovereenkomst is afgesloten. De
Belastingdienst heeft wat betreft AWVN geen rol meer in de toetsing van de
arbeidskwalificatie. Als er onenigheid is over het al dan niet aanwezig zijn van een
arbeidsovereenkomst dan zal de rechter daar wat van moeten vinden.
Een tweede organisatieplan is de hervorming van de werknemersverzekeringen. Naast
het minimumloon moet er een algemeen tarief komen voor zelfstandigen. Dit tarief moet
minimaal zodanig zijn dat het naast een fatsoenlijk inkomen ook de mogelijkheid geeft
om te reserveren voor pensioen en een arbeidsongeschiktheidsverzekering af te sluiten.
Er moet naast deze mogelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering ook een verplichte
arbeidsongeschiktheidsverzekering komen die niet alleen geldt voor werknemers maar
voor alle werkenden. De werknemerspremie wordt ingehouden op het brutoloon en de
premie van zelfstandigen over het gehanteerde tarief. De
arbeidsongeschiktheidsverzekering zou bij schade moeten uitkeren na een wachttijd van
een jaar. Werknemers krijgen tijdens de wachttijd het loon doorbetaald van hun
werkgever. Zelfstandigen hebben dankzij het algemene tarief de mogelijkheid om zich
bovenop de verplichte AOV bij te verzekeren, bijvoorbeeld voor dekking in het eerste jaar
van ziekte en/of voor een hoger bedrag dan de verplichte dekking. Uitvoering van de
verplichte AOV wordt neergelegd bij private verzekeraars.
Over de loondoorbetaling bij ziekte oppert AWVN dat deze periode flexibeler wordt. De
periode sluit in beginsel aan op de wachttijd van de arbeidsongeschiktheidsverzekering,
maar kan afwijken op basis van de herstelkans. De vereniging stelt voor dat een
onafhankelijke instantie bij arbeidsongeschiktheid als gevolg van ziekte de herstelkans
gaat vaststellen. Op basis hiervan wordt de re-integratieroute vastgesteld en kan ook
worden besloten wat de duur is van de loondoorbetalingsperiode. Is er geen herstelkans
dan eindigt die periode, is er na een jaar nog steeds een reëel zicht op terugkeer in het
eigen werk dan loopt de periode door.
AWVN brandt zijn vingers niet aan de pensioendiscussie en geeft in haar pamflet alleen
aan dat het uitgangspunt moet zijn dat het voor werkenden – ongeacht hun positie op de
arbeidsmarkt – mogelijk moet zijn om tegen de tijd van het pensioen over voldoende
middelen te beschikken om een fatsoenlijke oude dag te hebben, in aanvulling op de
AOW. Daar zullen weinig mensen het niet mee eens zijn. De vereniging vindt dat
pensioenfondsen en regelingen toegankelijker moeten worden voor groepen die nu niet
automatisch aangesloten zijn bij één van de pensioenfondsen.
Het rapport van AWVN eindigt met drie plannen die een impuls moeten geven aan de
collectieve afspraken binnen de arbeidsmarkt. Er moeten, bovenop de reguliere cao’ s,
per sector afspraken worden gemaakt voor alle werkenden binnen die sector. Deze
afspraken gaan bijvoorbeeld over veilig werken en de ontwikkeling van werkenden.
Omdat cao-afspraken voor zzp’ers in strijd kunnen zijn met mededingingswetgeving,
kunnen deze afspraken niet in een cao worden opgenomen. AWVN wil de afspraken
daarom in de vorm van een sectorcode vormgeven.
Voor wat betreft arbeidsmarktmobiliteit moet er juist buiten de sector om geïnvesteerd
worden volgens de werkgeversvereniging. Zij stelt dat werkenden werk zoeken dichtbij
hun woonplaats en dat werkgevers op het terrein van werknemersmobiliteit makkelijker
kunnen samenwerken met bedrijven in de buurt (Poortwachterscentra) dan collega’s in
de sector. Om mobiliteit te bevorderen moeten lokale overheden, werkgevers en
onderwijsinstellingen afspraken maken met elkaar.
Zoals eerder aangegeven staat de representatiegraad van vakbonden onder druk. Het
laatste plan van AWVN moet dit verschijnsel een halt toeroepen. Er worden daarbij een
aantal varianten voorgesteld. Allereerst zou, voordat cao-onderhandelingen beginnen,
iedere werkende die onder de cao valt, moeten kunnen stemmen over de partij door wie
hij of zij bij de onderhandelingen vertegenwoordigd wenst te worden. De partijen met de
meest aantal stemmen nemen plaats aan de onderhandelingstafel. Alle werkenden
betalen een contributie voor de vakbond, ook zij die niet hebben gestemd. Een tweede
variant is dat werkgevers informatie over de vakbond verstrekken aan werknemers die in
dienst komen. De werknemer kan vervolgens bij de vakbond naar keuze een
proeflidmaatschap krijgen tegen een sterk gereduceerd tarief.
Beoordeling van de plannen
SEO gaat niet in op de ondernemersovereenkomst, wel op de voorgestelde
minimumtarieven voor zzp’ ers. De onderzoekers zien voor dat plan nogal wat beren op
de weg. Zo is het volgens de onderzoekers de vraag of minimumtarieven überhaupt
mogelijk zijn in verband met de Europese regelgeving, aangezien het een belemmering
kan vormen voor grensoverschrijdend dienstenverkeer. Mocht het wel tot een
minimumtarief komen dan is het de vraag hoe gebruik ervan in de praktijk moet worden
gehandhaafd. Als een zzp’ er al een urenregistratie bijhoudt, dan nog kunnen de
inkomsten van een opdracht naar een minimumtarief geadministreerd zijn. Aangezien
een minimumtarief minder werk zou kunnen opleveren, hebben zowel opdrachtgevers
als opdrachtnemers er baat bij om deze regeling te omzeilen.
Over de flexibele periode van loondoorbetaling vraagt SEO zich af in hoeverre
herstelkansen goed zijn in te schatten. Uitgaande van de standaardtermijn van een jaar,
zal de instroom in de WIA uiteraard toenemen en de uitstroomkans afnemen aangezien
de band met de werkgever in veel gevallen beëindigd zal worden. SEO kan niet goed
inschatten wat het financiële effect van deze maatregel zal zijn, vooral omdat voor hen
niet helder is in hoeverre een onafhankelijke instantie de herstelkansen kan inschatten.
Uit eerder onderzoek naar verkorting van de periode van loondoorbetaling blijkt dat de
structurele kosten van inkorten van de loondoorbetalingsperiode van twee naar één jaar
sec worden geraamd op 0,8 miljard euro extra werkgeverslasten(CPB 2015) .
De introductie van de verplichte AOV voor zelfstandigen heeft een aantal positieve
punten. Er is uiteraard de inkomensbescherming bij arbeidsongeschiktheid zonder
medische selectie. Daarnaast zal er dankzij deze verplichting minder concurrentie op
arbeidsvoorwaarden plaatsvinden. De negatieve effecten zijn uiteraard de
premiebetaling die op het bordje van de zelfstandige terecht komt en vervolgens de
doorwerking ervan in zijn tarieven met mogelijk minder opdrachten als gevolg. De kosten
van introductie van een verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering voor zelfstandigen
op minimumniveau (70 procent WML) schat SEO op 1,3 miljard euro structureel. Omdat
zelfstandigen de premie kunnen aftrekken van de belasting zijn de kosten voor
zelfstandigen € 0,7 miljard aan netto premielasten.
SEO gaat ook in op het scenario dat verplichte verzekering voor alle werkenden inhoudt
dat zzp’ ers WIA-verzekerd worden. Dat betekent een acceptatieplicht voor private
uitvoerders van de WGA en gelijktijdig een verbod op premiedifferentiatie. Omdat het
resultaat daarvan is dat er voor de verzekeraars niet-beïnvloedbare verschillen in
populatiekenmerken kunnen ontstaan moet er een systematiek van risico-verevening
tussen verzekeraars opgetuigd worden om dergelijke verschillen te compenseren. Er
ontstaat daarmee een complex systeem waarbij niet op voorhand gezegd kan worden
dat het een positief effect op re-integratie zal hebben. SEO stelt wel dat private
uitvoering van de WGA voor alle werkenden (inclusief zelfstandigen) private
verzekeraars synergievoordelen biedt bij integratie van de verzekering van
loondoorbetaling bij ziekte en de WGA.
Gevolgen voor inkomensverzekeringen
De introductie van de ondernemersovereenkomst maakt het stelsel eenvoudiger dan het
nu is. Werkgevers en werkenden bepalen vooraf op welke basis zij de samenwerking
aangaan. Dit maakt het voor het verzekeringsadvies ook aanmerkelijker eenvoudiger.
Daar staat tegenover dat, zeker als er in de toekomst weer krapte op de arbeidsmarkt is,
werknemers min of meer gedwongen kunnen worden om als ondernemer bij hun
werkgever aan de slag te gaan. De gang naar de rechter is in dergelijke gevallen
meestal alleen een theoretische mogelijkheid. Een mogelijkheid die er in ieder geval niet
voor zal zorgen dat werkgever en werknemer vervolgens een duurzame arbeidsrelatie
aangaan. Het is de vraag in hoeverre een inkomensadviseur zich moet mengen in deze
discussie wanneer hij vermoedt dat de overeenkomst tussen werkende en
opdrachtgever niet strookt met de werkelijkheid.
De introductie van een minimumtarief waarmee het mogelijk moet zijn om een AOV af te
sluiten is goed nieuws voor adviseurs en verzekeraars, die al jaren aanlopen tegen een
grote groep onverzekerden die geen budget (over) hebben voor een individuele
arbeidsongeschiktheidsverzekering. Gezien de aandachtspunten van SEO bij het
minimumtarief en het feit dat budget hebben voor een AOV nog niet betekent dat dit
daadwerkelijk aangewend wordt voor afsluiten ervan, hoeft geen enorme toename van
de verzekeringsgraad verwacht te worden.
De verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering zal verregaande consequenties
hebben voor de markt van inkomensverzekeringen. Het meest eenvoudig zou een aparte
zelfstandigenproduct zijn met een aantal vaste randvoorwaarden (wachttijd, verzekerd
bedrag acceptatieplicht etc.). In feite betekent dat de verplichtstelling van de AOVvangnetverzekering.
Het valt te verwachten dat met de komst van een verplichte AOV
ook de behoefte zal toenemen om in ieder geval kennis te nemen van de financiële
risico’s bij arbeidsongeschiktheid en mogelijke aanvullende verzekeringsvormen.
Als de verplichte arbeidsongeschiktheidsverzekering gelijk gesteld wordt aan die van
werknemers, dan wijzigt de markt van inkomensverzekeringen ingrijpend. Aangezien er
voor de zelfstandige geen recht op loondoorbetaling bij ziekte is, zal de
eigenrisicotermijn standaard een jaar bedragen, uitgaande van de AWVN-plannen. Er
resteert dan nog steeds behoefte voor dekking van het arbeidsongeschiktheidsrisico in
het eerste jaar. Vervolgens zal de zelfstandige gebruik kunnen maken van individuele
WIA-aanvullingsverzekeringen. Een mogelijkheid is ook om de vrijwillige WIA
verzekering in de huidige vorm voor de zzp’er verplicht te stellen. In dat geval zal de
WGA-hiaatverzekering niet nuttig zijn voor de doelgroep; de vrijwillige verzekering keert
immers uit op basis van verzekerd dagloon maal uitkeringspercentage.
De arbeidsongeschiktheidsregeling voor werkenden moet in ieder geval privaat
uitgevoerd worden. Waar dan nog wel over nagedacht moet worden, wie de
claimbeoordeling uitvoert en hoe er met de arbeidsongeschiktheidsverzekering van zieke
werklozen omgegaan wordt. Voor beide kwesties lijkt het wenselijk om het UWV de regie
te laten behouden.
De aanpassing van de periode van loondoorbetaling bij ziekte heeft vanzelfsprekend
invloed op ziekteverzuimverzekeringen. Rond de 80 procent van de MKB-werkgevers
met maximaal 25 werknemers heeft een ziekteverzuimverzekering afgesloten. Er vanuit
gaande dat op zo goed als alle verzuimverzekeringen het tweede ziektejaar is
meeverzekerd, betekent de verkorting van de loondoorbetalingsperiode een grote
aanpassing. De polisvoorwaarden, verzekeringspolissen, offerte- en uitkeringssystemen,
brochures etc, moeten worden aangepast. Voor verzekeraars betekent het daarnaast dat
beheersing van hun risico voor een aanzienlijk deel in handen komt te liggen van de
onafhankelijke instantie die de herstelkans gaat inschatten en daarmee de lengte van de
loondoorbetalingsperiode kan bepalen.
Conclusie
AWVN biedt tien punten om de arbeidsmarkt toekomstbestendig te maken.
Een aantal
daarvan hebben een enorme impact op inkomensverzekeringen. De komst van een
verplichte AOV voor alle werkenden, de aanpassing van de WIA wachttijd en de reintegratieroute
die gekoppeld wordt aan de ingeschatte herstelkans zorgen ervoor dat
alle inkomensverzekeraars hun proposities zullen moeten aanpassen. De volledig private
uitvoering van de arbeidsongeschiktheidsverzekering zorgt voor een enorme aanwas
van klandizie. Ook voor UWV is de impact enorm. De uitvoeringsinstelling raakt haar reintegratietaak
volledig kwijt en ook de arbeidsongeschiktheidsverzekering voor
werkenden moet worden overgedragen aan private partijen. UWV zal (waarschijnlijk) als
onafhankelijke instantie worden aangewezen die al kort na verzuimmelding een
inschatting van herstelkansen moet maken. Dat zou met het huidige bestand aan
verzekeringsartsen een op zijn minst ambitieuze taak zijn.
Minister Koolmees is momenteel bezig met de uitwerking van de plannen van het
Regeerakkoord. Hij zal ongetwijfeld kennis hebben genomen van de inhoud van het
AWVN-pamflet. We hebben de indruk dat de voorstellen van de minister minder
ingrijpend zullen zijn.